Visuele disfunctie: de onzichtbare belemmering
Als een kind problemen heeft met leren, wordt vaak gedacht aan dyslexie en/of dyscalculie. Het kind hoort dan: “Kijk eens goed” of “Lees nu eens wat er staat”. Het kind kijkt wel goed maar maakt toch keer op keer dezelfde fout. De fouten die het kind maakt lijken te passen bij één van bovengenoemde leerstoornissen. Toch blijkt regelmatig dat er een probleem is met de oogsamenwerking: het kind ziet het niet, ondanks dat het goed kijkt!
Kijken gebeurt met de ogen, zien met de hersenen. Dit is een belangrijk verschil! De ogen vangen het licht het op en de hersenen verwerken deze prikkels. We spreken van een visuele disfunctie als er ergens in dit proces iets fout gaat. Er zijn verschillende soorten disfuncties en ze kunnen het leren behoorlijk verstoren. De problemen uiten zich met name bij rekenen, ruimtelijke oriëntatie, lezen, spellen en het moeilijk kunnen concentreren.
School en ouders denken vaak niet aan de mogelijkheid van een visuele disfunctie. Ogen worden wel eens getest op gezichtsscherpte maar bij de opticien of oogarts wordt niet gekeken naar de oogsamenwerking en of de verwerking van visuele informatie goed verloopt.
Bij kinderen die een hekel hebben aan lezen (maar wel graag voorgelezen worden), kan er sprake zijn van een visuele disfunctie. Het lezen kost veel moeite omdat het kind ‘anders’ ziet. Het niet goed kunnen lezen beïnvloedt het welbevinden: het kind vindt zichzelf minder slim, het zelfvertrouwen neemt af en de stress neemt toe. Stress heeft veel invloed op de oogspieren waardoor het kind nog minder (goed) ziet, nog meer energie in het lezen steekt en… het zit in een vicieuze cirkel en het leesplezier verdwijnt.
Visuele functies
De basis voor goed leren lezen is een goede samenwerking van de ogen. Voor die goede samenwerking zijn er verschillende functies belangrijk:
1. Oog-volgbewegingen (Belangrijk voor het goed volgen van de regel bij het lezen).
2. Saccades (Oogsprongen; belangrijk bij het kijken van het ene naar het andere punt. Tussen de sprongen pauzeren (fixeren) de ogen om de informatie op te nemen. Als de ogen te schokkerig springen of fixatieverlies optreedt, gaat het kind delen van woorden missen en gaat het kind spellend lezen, wat ten koste gaat van het begrijpend lezen).
3. Scherpstellen (Belangrijk proces bij het snel scherpstellen op verschillende afstanden. Verloopt dit proces vertraagd, dan heeft dat effect op het werktempo).
4. Fixeren (Belangrijk om langer en rustig naar een woord te kijken. Gaat dit niet goed dan heeft het kind last van bewegende tekst/letters en is het kind niet in staat om het juiste woordbeeld te ontwikkelen. Gevolg zwakke spelling en spellend lezen).
5. Oog-handcoördinatie (Ogen geven tijdens schrijven sturing aan de vingers en duim. Bij slechte oog-handcoördinatie houdt kind het hoofd scheef).
6. Perifere waarneming (Breed waarnemen: belangrijk bij het overzicht houden over boek of schoolbord. Slechte perifere waarneming heeft tot gevolg dat kinderen langer moeten zoeken en het werktempo naar beneden gaat).
7. Visuele interpretatie (Belangrijk bij het decoderen van symbolen als letters en cijfers. Basis voor lezen en rekenen).
8. Woordbeeld (Belangrijk bij het goed uitschrijven van een woord. Dit moet uit het geheugen worden opgediept. Voorwaarde voor goed kunnen opslaan van een woordbeeld is letters kunnen benoemen en woord kunnen overzien).
9. Visualisatie (Belangrijk bij het vormen van een beeld tijdens het lezen van een verhaal/tekst. Als het kind geen goed beeld op kan bouwen tijdens het lezen, dan komt dat tot uiting in zwak tekstbegrip).
Algemene signalen van een visuele disfunctie
Als er sprake is van een visuele disfunctie zijn er een aantal kenmerken:
Leerproces: Verloopt vertraagd en moeizaam. Begrijpend lezen geeft problemen. Motivatieproblemen, en/of ontwikkelen faalangst. Rekenproblemen, vaak in combinatie met visueel-ruimtelijke ontwikkeling.
Moeite met visuele discriminatie: Moeite met het zien van kleine verschillen en ook het onderscheid maken tussen verschillende letters of lettercombinaties. Spiegelen van letters en/of cijfers.
Schrijfproblemen: De afstand tussen hoofd en papier verandert steeds (wordt kleiner), naarmate er langer geschreven moet worden. Met de neus op het papier zitten, hoofd ondersteunen, één oog afdekken tijdens het schrijven.
Houding van het lichaam: Afwijkende houding van het hoofd (scheef, één oog meer naar voren richten dan het andere oog, scheefstand van het hoofd tijdens het schrijven of kijken). Schouders staan scheef of ingedraaid, kan ook gelden voor de stand van het bekken.