Denk eens aan het woord ‘STOEL’. Velen zien dan de letters S-T-O-E-L in hun gedachte. Anderen zien echt een plaatje van een stoel. Beelddenkers moeten het beeld vervolgens omzetten naar taal. Dit kost tijd. Op school heb je dus meer tijd nodig om een dictee of proefwerk te maken. Ook kunnen beelden de aandacht afleiden omdat ze een eigen leven gaan leiden. Op de stoel zit een mannetje dat een boek leest…. enz.
De meeste woorden kun je visualiseren: hond, huis, lopen enz. Het gelezen woord kan worden omgezet in een beeld. Dit kost tijd. Wanneer een beelddenker schrijft, moeten alle beelden worden omgezet in taal. Een examen neemt dus meer tijd in beslag.
Denken vanuit een totaalbeeld
Op school wordt het lesmateriaal logisch opgebouwd. Kleine stukjes informatie worden uiteindelijk een geheel. Dit is voor een beelddenker geen makkelijke opgave! De beelddenker ziet een totaalbeeld. Het systematisch opbouwen van dit beeld schept alleen maar verwarring. De losse stukjes gaan een eigen leven leiden en dragen niet bij aan het geheel want de beelddenker koppelt nieuwe informatie graag aan bestaande informatie. In het geheugen gaat hij op zoek naar verbanden vanuit verschillende gezichtspunten (drie-dimensionaal denken). Op jonge leeftijd zie je kleine beelddenkers vaak hun speelgoed sorteren. Ze zoeken naar gelijken en rangschikken deze netjes op rij.
Denkwijze, sorteergedrag beelddenker
Leerlingen die in beelden denken, moeten eerst het eindresultaat ‘zien’ of de samenvatting vooraf lezen. Anders wordt de lesstof in het verkeerde ‘vakje’ opgeslagen. Deze kinderen bundelen de informatie dan aan eigen informatie / herinneringen zoals in het onderstaande voorbeeld.
Les 1: De meester bespreekt het varken.
Leerling: “Ik ben naar de bioscoop geweest naar Babe het varkentje.” De informatie verdwijnt in het hoofd in dit vakje.
Les 2 (week later): De meester bespreekt de koe.
Leerling: “Bij de Mc Donalds zijn de hamburgers van koeien gemaakt. Ze hebben daar een ballenbak!”
Les 3 (weer een week later): De meester bespreekt de kip.
“Mijn hond heeft een speelgoed-kip. Ik speel vaak met mijn hond in de tuin.”
Na drie weken zegt de meester: “Zo, we hebben de dieren van de kinderboerderij besproken”. Bij de beelddenker passen de in zijn hoofd gevormde bioscoop, ballenbak en rubberen kip niet in de kinderboerderij.
Hier leest u hoe een leerling de informatie wel goed had kunnen ordenen en onthouden:
Een beelddenker ziet een totaalbeeld en kan dit moeilijk opbouwen vanuit losse deeltjes. Hij is wel in staat om vanuit een geheel terug te beredeneren (omgekeerd leren). In het onderwijs wordt informatie altijd opgebouwd. Een bijna onmogelijke opgave voor een beelddenker. Het is belangrijk eerst het totaalbeeld te overzien om de lesstof in de klas te kunnen volgen.
Voor de beelddenker was de volgende manier van onderwijzen beter geweest:
We gaan de komende weken de dieren van de boerderij bespreken. Het beelddenkende kind maakt een vakje in zijn hoofd: de boerderij. Dit zal waarschijnlijk een echt beeld zijn van een stuk land, een huis, een tractor, stallen enz. De komende lessen kan de informatie over de dieren hierin worden verzameld.
Tip voor beelddenkers: lees eerst de samenvatting van een hoofdstuk.